|
Vijfde grafgedicht voor Kira van Kasteel
Al wat de moestuin gunt, de groenten van het jaar;
het boerenhof, de boter, room en schuimige melk;
de herfstelijke boomgaard peer- en appelzwaar;
’t fijn kruid uit wei en tuin, uit ’t bos de kantharel;
En al wat vergenoegt, de koperen krulchrysant,
de druif der wijngaarden, de verse ruwe noot,
het wordt mij rijkelijk gestapeld in den schoot,
en om gemeenzaam smaken mede in de hand
van hem die alles deelt met mij: ’t diep ledikant
waarin het warme vlees met zachtheid wordt gevoeld,
’t verlangde avondboek, de wandeling die verkoelt;
’t wordt mij geschonken in de sterfelijke hand.
Uw hand is echter leeg, en wordt alleen bezwaard
door aarde die uit u haar vruchtbaarheid vergaart.
Christine D’haen 1923-2009
uit: Onyx 1983
|