we
zwolgen zomer in het Westbroekpark
de zon was gul en uiterst vastberaden
de picknickmand was mee en overladen
met stokbrood, rode wijnen, verse kwark
de
kazen uit het land van Jeanne d’ Arc
een glas cognac was ook niet te versmaden
de Franse slag en zalig zonnebaden
La Haye als de Provence of de Camarque
de
rozen toonden trots hun haute couture
het park als paradijs voor stadsnomaden
clochards verdwaald op Haagse kronkelpaden
de vogels floten fier hun partituur
wie
reist nog naar de verre Côte d’ Azur
we misten slechts het lied van de cicaden